Basic Interpersonal Communication Skills (BICS)
de vaardigheid om met anderen in het dagelijkse leven te communiceren.
Bilingual First Language Acquisition (BFLA)
de taalontwikkeling van jonge kinderen die twee talen horen vanaf hun geboorte
Code-switchen
de spreker gebruikt verschillende talen door elkaar.
Cognitive Academic Language Proficiency (CALP)
schooltaalbeheersing. Op school worden veel abstracte woorden gebruikt die je in het dagelijks leven niet vaak gebruikt, bijvoorbeeld bij rekenen: vermenigvuldigen, breuk, percentage, grafiek.
Dominante taal:
de taal waarin een meertalig kind sterker is.
Minderheidstaal:
in deze context wordt met de minderheidstaal de taal bedoeld die niet door de omgeving of op school wordt gesproken. Het gaat dan om de moedertaal van één van de ouders.
Minority Language at Home (ML@H)
strategie waarbij thuis de minderheidstaal wordt gesproken.
Multiple or Mixed Language Policy (MLP)
strategie waarbij meerdere talen worden thuis gebruikt, ook met dezelfde persoon
Omgevingstaal
de taal die door de meeste mensen buitenshuis gebruikt wordt.
One Parent One Language (OPOL)
strategie waarbij elke ouder ieder de eigen moedertaal spreekt met het kind.
Time and Place (T&P)
strategie waarbij je afspreekt waar en wanneer je een bepaalde taal spreekt, bijvoorbeeld doordeweeks een andere taal dan in het weekend of aan de eettafel een taal en ergens anders een andere taal.